Rond was ze, van metaal, met een knopje erop. Drukte je dat knopje in, dan klonk de bel, eerst stroef ratelend en bij lekker veel indrukken ging het geluid schetterend de hoogte in. Het was alsof een veldleeuwerik met een carnavalstoeter door het huis rondvloog.
Dat was de kinderbel en zij hing op borsthoogte aan de buitenkant van de voordeur van mijn ouderlijk huis. Ook toen ik allang groot was, maakte ik altijd gebruik van die bel. De bel voor volwassenen, die hoog aan de deurpost hing, met haar sombere, elektronische klank, liet ik links liggen.
Dat huis waar ik opgroeide is na de verhuizing van mijn moeder een paar jaar geleden, compleet gestript. De kozijnen zijn vervangen door iets glinsterend zwarts, de muren zijn uitgebroken, in plaats van de houten voordeur is iets lelijks van kunststof geplaatst. Ook de bel is weg.
Het geluid van die bel voel ik nog vaak. Maar horen – nou nee. Want zodra ik probeer de klank van de bel bewust na te neuriën, gaat ze er spoorslags vandoor. Ze vlucht naar de binnenkant van mijn armen, mijn buik, hals en nek. Nooit naar mijn hoofd. Nooit naar mijn oren. Het omgekeerde is ook waar. als ik probeer niet op zoek te gaan, kan de klank van de bel me onverhoeds overvallen. Dan springt ze tevoorschijn op de mistige driesprong van herinnering, gevoel en verstand, en laat heel even haar klank horen. En dan ben ik blij: ja, zo klonk het, ongeveer, toen. Of nee, net niet.
Elise ’t Hart (1991) is opgegroeid in een familie waar muziek en geluid alomtegenwoordig was. Iedereen in haar familie maakte muziek. Daarom lag het in de lijn der verwachting dat ze naar het conservatorium zou gaan – wat ze ook deed – en daarna naar de kunstacademie. Hier ontwikkelt ze een fascinatie voor ‘huisgeluiden’. De tikkende klok in het huis van haar oma, de hikkende buurvrouw op straat, pruttelende koffie, een krakende deur, het gezoem van de verwarmingsketel en natuurlijk ook het geluid van de deurbel. Die geluiden openen voor haar een nieuwe wereld – een beetje zoals een koekje ooit een nieuwe ‘verloren’ wereld voor Marcel Proust opende. Elise ‘t Hart graaft zich in die wereld van geluiden een weg, als een akoestisch speleoloog.
In 2013 bedenkt ‘t Hart iets heel moois. Ze richt voor haar inmiddels best grote verzameling huisgeluiden een ‘Instituut voor Huisgeluiden’ op. Je kunt namelijk als beeldend kunstenaar wel ‘iets’ met huisgeluiden doen, maar hoe breng je die geluiden in beeld? Hoe structureer je de geluiden? En hoe presenteer je ze? Als podcast? Radioprogramma?
Dit nog steeds groeiende Instituut leer ik in 2019 kennen tijdens Art Rotterdam. Op de tentoonstelling van jonge, door het Mondriaan Fonds ondersteunde kunstenaars neem ik plaats in een perfect, en dus steriel, vormgegeven geluidsstudio. Ik zet een koptelefoon op en scroll langs huisgeluiden. Nog nooit heb ik zo geconcentreerd geluisterd naar de rafelkantige geluiden van iemand anders’ huis. Sommige geluiden herken ik, andere weer niet. En vreemd: sommige van de bekende geluiden zetten allerlei sensaties in gang. Ik denk koffie te ruiken. Ik voel stofjes kriebelen in mijn neus. Mijn hart krijgt een knietje bij het geluid van een deurbel die klinkt als die van bij ons vroeger thuis.
Voor de PaltzBiënnale 2022 maakt Elise ’t Hart letterlijk een sprong. Ze springt weg uit het huiselijke en komt terecht op onbekende paden van een onbekend landgoed. Ze loopt over zacht verend mos dat aan de voet van torenhoge sparren groeit. Ze hoort bladeren ritselen. Vogels hoog boven haar hoofd slaan alarm. Een vliegtuig komt over. Dan hoort ze in de bosjes een tak breken.
Wat? Wie?
Het geluid van brekende takken, en haar reactie daarop, zet een spoor terug uit dat nog verder gaat dan die van haar eerste vroege, auditieve herinneringen thuis. Dat spoor heet: vlucht. Dat spoor is schrikken, heel even. Want wat beweegt daar voor gevaar? De reactie op het geluid van brekende takken zit diep, is van veel langer geleden dan de huisgeluiden die we in deze wereld leren herkennen. Het is een reactie die millennia lang in onze genen is opgeslagen en daar is aangekoekt tot instinct. We zijn ons er niet van bewust dat het een rol speelt in ons bestaan, tot we het geluid van een brekende tak horen en zien wat Elise ’t Hart daarmee doet.
Elise ’t Hart: ‘TK’ (2022)
Foto: Gerard Wielenga, PaltzBiënnale 2022